Uitkruisen oftewel een raskruising wordt gedaan om nieuwe genen toe te voegen aan een ras. Dit kan zijn omdat de inteeltpercentages binnen het ras vrij hoog zijn, maar ook om nieuwe kleurvarieteiten toe te voegen (zoals bijv. cinnamon, siamees point) of om bepaalde uiterlijke kenmerken te verbeteren.
Wij zijn een uitkruisprogramma begonnen om de inteeltpercentages te verlagen en daarmee de gezondheid te bevorderen. We kunnen ons allemaal wel bedenken dat inteelt voor grote (gezondheids) problemen kan zorgen (o.a. kleinere nesten, verminderde vruchtbaarheid, lichamelijke afwijkingen, toename van erfelijke aandoeningen) en dat het de immuniteit (algehele weerstand) verlaagd en dit proberen we dan ook te vermijden.
Toch kan je, als je aan een bepaalde rasstandaard wil voldoen, soms ook eens een vorm van lijnteelt toepassen om zo het gewenste type te fokken, bij voorkeur niet nauwer verwant dan een neef-nicht verparing. Dit moet uiteraard altijd zeer zorgvuldig gedaan worden, net zoals je dat met een raskruising moet doen, want we willen natuurlijk geen ongewenste eigenschappen het ras in brengen.
Het is heel belangrijk om op de binnen het ras (dus ook het ras waarmee wordt gekruist) voorkomende erfelijke aandoeningen te testen.
Voor een raskruising dient eerst vooraf toestemming te worden aangevraagd bij de stamboekcommissie van de vereniging (in het geval van FIFe en ook bij sommige onafhankelijke verenigingen). Bij Mundikat (FIFe) wordt er in principe ook voor alle volgende generaties toestemming gevraagd.
Een allereerste kruising, dus met een ander ras, noem je raskruising. De kittens die hieruit geboren worden zullen (in geval van de Devon Rex) allen gladharig (als een normale korthaar) zijn, omdat het gen voor de krulvacht recessief is. Beide ouders dienen dus het gen voor de krullen te dragen of gekruld te zijn om de krulletjes door te kunnen geven aan hun nakomelingen.
Het resultaat van deze eerste kruising noem je ook wel F1, ook wel (o.a in andere landen) GEN 1, hybride of variant.
Verpaar je zo’n F1 weer met een Devon Rex dan kunnen er in dat nest zowel gekrulde als gladharige (50-50%) kittens geboren worden. Deze generatie noem je F2.
Een verparing van een gekrulde F2 met een Devon Rex geeft enkel weer gekrulde kittens en deze noem je F3.
Raskruisingen worden geregistreerd in het hulpstamboek (RIEX register) als niet erkend korthaar (XSH) of niet erkend langhaar (XLH). Nadat er 4 generaties Devon Rex (gekrulde kat) is gefokt worden de F5's weer opgenomen in het stamboek (LO, Livre d'Origine).
Neemt niet weg dat een gekrulde F2 ook al echt wel voor het overgrote deel Devon Rex is, qua uiterlijk, maar ook zeker qua karakter.
Een gekrulde F2 (of F3, F4) kun je op show uitbrengen in de controle klasse. Voor het uitbrengen in de controle klasse moet eerst schriftelijk toestemming worden gevraagd aan de stamboekcommissie.
De kat dient door 2 keurmeesters beoordeeld te worden en moet minimaal Uitmuntend behalen, waarna deze in het hulpstamboek (RIEX) kan worden opgenomen als Devon rex.
De kat wordt dan geregistreerd als Devon Rex (DRX) in plaats van niet erkend korthaar (XSH) en ook nakomelingen worden als Devon rex geregistreerd.
Het is zeer belangrijk goed op karakter te selecteren. Er wordt nogal eens verondersteld dat door het uitkruisen het typische Devon Rex karakter verloren gaat, maar dit is berust op een misverstand en is veelal niet gebaseerd op feiten.
Als we kijken naar de geschiedenis en rasopbouw van de Devon Rex dan zie je dat daar vele andere rassen eerder al doorheen gekruist zijn. Dit was nodig om het ras op te kunnen bouwen, het is immers ontstaan uit één kat (genaamd Kirlee). Onder andere mede door kruisingen met verschillende rassen heeft de Devon Rex het typische, unieke karakter (en uiterlijk).
Het unieke karakter gaat zeker niet verloren, zolang combinaties zorgvuldig worden gekozen en er weer terug gekruist wordt naar een Devon Rex.
Net als op uiterlijke kenmerken dien je ook op karakter te selecteren om zo alle unieke eigenschappen van het ras te behouden, maar wel met dat deeltje vernieuwing!
Onder uitkruisen wordt ook wel het kruisen van twee onverwante bloedlijnen verstaan. Uiteraard is het ook heel belangrijk om onverwante bloedlijnen te verparen, op deze manier wordt ook vernieuwing vergaard. Het verschil is dat de basis van die onverwante bloedlijnen hetzelfde is, ook deze wordt terug geleid tot Kirlee, de eerste Devon Rex. De percentages van die basis (foundation) liggen behoorlijk hoog en die krijg je enkel flink naar beneden door andere rassen (met een andere genbasis) in te kruisen. Hiermee wordt de algehele vitaliteit en immuniteit verhoogd.
Meer over uitkruisen en inteelt kun je lezen in dit artikel van Marjan Boonen, Cattery Boonland.
Ook het artikel "Koester het oude" van Marjan Boonen is erg interessant met name voor fokkers!
Meer over ons uitkruisprogramma lees je hier.
Hier vind u een interessant artikel (Engelstalig) over genetische diversiteit.
Zo heel af en toe zie je weleens een Devon Rex met een wel heel pluizige, krullerige en lange vacht (met name de staart en achter de oren); een langhaar! Dit komt weleens tot uiting als twee langhaar dragers met elkaar gepaard worden. Hoewel dit door allerlei raskruisingen (denk o.a. aan de Pers) in het verleden in het Devon Rex ras is gekomen, is gebleken dat zelfs Kirlee, de eerste Devon Rex, een langhaar drager was. Het langhaar gen was dus al vanaf het allereerste begin aanwezig.
Uiteraard is het de bedoeling om kortharige Devons te fokken, het is immers een korthaar ras, maar het unieke uiterlijk van zo'n langhaartje maakt hen (voor liefhebbers) toch een superleuk huisdiertje.
Tegenwoordig is er een DNA test beschikbaar om erachter te komen of de kat langhaar is of langhaar draagt. Het gen voor langhaar is recessief; beide ouders moeten dit gen dragen om het tot uiting te laten komen. Fokken met langharen wordt vaak afgeraden, alhoewel je dit in 2 generaties alweer kunt elimineren.
Nu zou je ook alle dragers kunnen uitsluiten, maar aangezien de gen-voorraad bij de Devon Rex al niet zo groot is, is dit niet verstandig. Er zouden zo vele goede potentiele fokdieren verloren gaan. Je kunt de langhaar dragers heel goed met katten verparen die het gen voor langhaar niet dragen. Op die manier voorkom je dat er langharen worden geboren en 50 % van het nest zal het gen ook niet dragen, desgewenst kan dit weer getest worden via DNA.
Naast langhaar is (gedeeltelijk) kaalheid ook een nog weleens voorkomend probleem dat een stuk lastiger te elimineren is. Kittens maken vrijwel altijd een ruiperiode door waardoor ze tijdelijk wat kaal (zeer korte vacht) kunnen zijn. Dit komt over het algemeen weer goed als de kat volwassen wordt. Kittens die volledig behaard geboren worden lijken hun vacht op volwassen leeftijd altijd weer terug te krijgen. Bij de blotere kittens is het soms afwachten, sommigen blijven kaal of kale plekken houden. Het kan zelfs een aantal jaar duren voor een Devon een volledig terug gegroeide vacht heeft. Vaak zien we dit in bepaalde bloedlijnen terug, maar het is vrij onvoorspelbaar. Ouders met goede vachten hebben doorgaans een grotere kans om goede vachten door te geven.